maandag, 03 augustus 2020

Augustus 2020 - Heeft Follow The Money gelijk?

Begin van dit jaar (Februari 2020) heb ik een antwoord gegeven op een aantal artikelen van Follow The Money over “zorg cowboys”. De hoofdboodschap van de artikelen was “zorggeld moet naar de zorg gaan” en “winst is slecht”. Mijn antwoord was toen (en is nog steeds) dat niet winst maar kwaliteit het probleem is.

De afgelopen weken heeft Follow The Money (FTM)  in drie artikelen aandacht besteed aan commerciële verpleeghuizen. Zoals altijd zijn de artikelen zeer goed geschreven en bevatten ze duidelijke links naar bronnen en achterliggend materiaal (zelf naar mijn website!). Na de artikelen goed te hebben gelezen haal ik er vier belangrijke meningen eruit:

  • De kwaliteit van de zorg commerciële verpleeghuizen moet verbeterd worden. FTM geeft voorbeelden van locaties met te weinig medewerkers, medewerkers die niet goed opgeleid zijn, veel veranderingen in personeel en een aantal negatieve rapporten van de IGJ.
  • Het is onduidelijk wat cliënten krijgen voor de soms hoge huur- en servicebedragen die ze betalen bij commerciële verpleeghuizen. FTM geeft voorbeelden van huur en servicekosten bij sommige commerciële aanbieders die de meeste mensen niet kunnen betalen, geeft voorbeelden van onduidelijkheid over wat de servicekosten dekken en geeft voorbeelden van mogelijke overlap tussen wat wordt gedekt door de ZZP-tarieven en wat wordt betaald door service kosten.
  • Er wordt te veel geld verdiend op vastgoed van commerciële verpleeghuizen. FTM geeft voorbeelden van investeringsfondsen die rendementen beloven meer dan 5% per jaar
  • De impliciete hoofdconclusie van FTM hieruit is dat ouderenzorg in Nederland alleen moet gegeven worden door traditionele stichtingen die zelf eigenaar zijn van de locaties die ze gebruiken. Dit omdat FTM vindt dat buitenlandse partijen zoals Korian en Orpea slecht zijn, dat commerciële ouderenzorg bedrijven die groeien door inbreng van private equity (of andere investeerders) niet te vertrouwen zijn en dat het risico dat commerciële ouderenzorg bedrijven failliet kunnen gaan hoog is.

Mijn conclusie is dat FTM (weer) goed werk doet in het signaleren van problemen maar in dit geval de verkeerde hoofdconclusies trekt. Zoals ik heb gezegd in mijn artikel van februari 2020 is het probleem niet ‘winst’ of wie de eigenaar is, maar slechte kwaliteit van zorg- en dienstverlening (zeker in de verpleeghuiszorg). Dit betekent dat alles wat gedaan kan worden om duidelijke en realistische kwaliteitseisen te stellen en te laten gelden voor alle aanbieders van ouderenzorg goed is. Een voorbeeld van wat anders moet is de huidige situatie waarbij cliënten met een VPT in kleine (meestal commerciële) verpleeghuizen onder de verantwoordelijkheid van huisartsen vallen, omdat ze “thuis” wonen. Alle aanbieders van verpleeghuiszorg zouden verplicht moeten worden om gestructureerd toegang te hebben tot een geriatrisch specialist. Verder denk ik dat veel leiders in traditionele verpleeghuis organisaties ook de genoemde problemen rond het vinden en houden van gekwalificeerde medewerkers zullen herkennen.

De (familie van) ouderen die kiezen voor een commercieel verpleeghuis maken hopelijk een weloverwogen keuze. Soms is de keuze gedreven door lange wachtlijsten bij traditionele verpleeghuizen, soms door het gevoel dat commerciële aanbieders betere kwaliteit kunnen leveren (mooie locaties, betere maaltijden, meer aandacht, etc.) en soms door financiële overwegingen. Vermogen en inkomsten van een cliënt hoeven niet heel hoog te zijn voordat wat de eigen bijdrage bij ZIN (zorg in natura) in een traditioneel verpleeghuis meer is dan wat ze betalen aan huur en servicekosten in een commercieel verpleeghuis. Soms, zoals in de voorbeelden gegeven door FTM, valt de realiteit tegen. Dan heeft de (familie van de) ouderen de mogelijkheid om een andere oplossing te zoeken. Dat is jammer, maar kan ook gebeuren bij een traditioneel verpleeghuis.

De meeste commerciële ouderenzorg organisaties kiezen om een deel van hun vastgoed te huren met langlopende contracten (15-20 jaar) bij gespecialiseerde vastgoedfondsen en/of particuliere investeerders.  De huur die betaald wordt, geeft vaak een rendement van rond de 5%. Het is interessant te zien dat ook steeds meer traditionele verpleeghuizen kiezen om hun vastgoed te verkopen aan beleggers en dan terug huren. Een recent voorbeeld hiervan is HWW Zorg in Den Haag die een locatie heeft verkocht aan Cofinimmo (een grote Belgische vastgoedinvesteerder) voor €4 miljoen. Cofinimmo zal de locatie renoveren voor €10 miljoen en daarna verhuren aan HWW Zorg.

In de komende 10-15 jaar moet tenminste naar schatting € 5 miljard geïnvesteerd worden in nieuw verpleeghuiscapaciteit in Nederland. De meeste traditionele aanbieders (stichtingen) hebben hun bestaande vastgoed te weinig afgeschreven in de afgelopen jaren en toch lage financiële resultaten geboekt. De financiële gevolgen van de corona crisis zijn nog niet zichtbaar, maar zal zeker negatieve gevolgen hebben voor de financiële situatie van de Nederlandse ouderenzorgsector. Dit betekent dat banken geen of weinig nieuw vastgoed willen financieren voor de traditionele ouderenzorg organisaties. Als we willen dat ouderen over een paar jaar snel een alternatieve woonplek kunnen vinden wanneer thuis niet meer mogelijk is, moeten we nu het zo aantrekkelijk mogelijk maken voor vastgoedinvesteerders en commerciële aanbieders van ouderenzorg. Hopelijk kunnen de journalisten van FTM deze analyse ook maken.